Het interview
‘Mieren hebben twee magen. Eén maag is voor de
mier zelf en de andere maag dient om andere mieren te voeden’ (Dier en natuur
info, 2011)
Dit verslag bestaat uit een intersectionele beschrijving
van de geïnterviewde welke behoort tot de doelgroep minima. Dit verslag heb ik
vormgegeven met behulp van de diversiteitscirkel, deze bestaat uit zeven
segmenten welke ook wel identiteitsaspecten worden genoemd. Het lijkt alsof
deze aspecten los van elkaar staan, maar eigenlijk heeft alles met elkaar te
maken (Loeffen & Tigchelaar, 2009). Middels dit verslag wil ik dit
verduidelijken door het toe te passen op de geïnterviewde. Daarnaast zal ik in
dit verslag ook ingaan op de beeldvorming van de maatschappij jegens de doelgroep,
wat mijn beeldvorming was voor het interview, maar ook wat mijn beeldvorming nu
is. Aan het eind reflecteer ik op mijn eigen leerervaring in het contact met de
geïnterviewde. Ik heb samen met de geïnterviewde ervoor gekozen om het verslag
anoniem uit te brengen. In de zin dat ik haar naam niet zal noemen, maar dat ik
haar in dit verslag mevrouw G. noem. De geïnterviewde wilde zelf liever niet
bij haar naam genoemd worden gegeven het feit dat dit interview in de toekomst,
in welke vorm dan ook, tegen haar gebruikt kan worden.
Op dinsdag 20 mei heb ik het interview afgenomen met
mevrouw G. Zij is momenteel 49 jaar oud en woonachtig in Valkenburg. Ze heeft
een zoon, welke al zelfstandig woont, maar draagt ook zorg voor haar neefje,
welke bij haar in huis woont. Dit is haar verhaal.
Mevrouw G. is in Duitsland geboren, maar woont nu al 26
jaar in Nederland. Ze heeft een Duitse opleiding gevolgd om bakkerij
vakverkoper te worden. Echter werd deze opleiding in Nederland niet erkent, op dat
moment voelde zich gediscrimineerd. Ze heeft daarom met haar toenmalige vriend een
eigen zaak, een slagerij opgezet. Echter heeft dit bedrijfje hen uit elkaar
gedreven omdat hij veel werkte en zij zichzelf omschrijft als geen workaholic.
Toen ze uit elkaar gingen, heeft zij de zorg voor haar zoon op zich genomen.
Zij heeft in eerste instantie zes weken in een opvangcentrum gewoond en is van
daaruit naar een kleine woning verhuisd. Waar zij besloot een warm en knus huis
van te maken. Een plek waar zij en haar zoon zich thuis konden voelen. In die
tijd adviseerde de gemeente haar om haar zoon op te laten groeien bij haar
ouders zodat zij in de tussentijd kon werken. Echter vond zij dit een vreselijk
idee gezien haar ouders in Duitsland wonen en zij geen sterke band met hen had.
Daarbij wilde ze haar eigen kind niet opgeven enkel en alleen omwille van het
feit dat de gemeente dit wilde. Ze heeft er toen voor gekozen om werk in de
buurt te zoeken. Ze is toen op twee verschillende plekken begonnen, als
kamermeisje in een hotel en als schoonmaakster op de basisschool van haar zoon.
Op deze manier kon zij voor haar gevoel opkomen voor haar zoon en
tegelijkertijd ook in de buurt van hem zijn. Vanaf dat moment konden ze ook
groter gaan wonen. Ze kregen toegang tot een appartement (sociale huurwoning) welke een heel stuk groter was dan haar vorige
woning. Dit is tevens ook haar huidige woonplek. Ze heeft na deze twee banen zes
jaar lang vrijwilligerswerk gedaan in een verzorgingstehuis. Ze verzorgde de
mensen in die zin dat ze hen eten en drinken aanbood en creatieve activiteiten
met hen deed. Mevrouw is van nature creatief aangelegd en vond voldoening in
deze activiteiten, voor haar was het op dat moment haar baan. Ze werd echter
vorige zomer ‘ontslagen’ omdat ze niet goed overweg kon met haar collega.
Ze staat voor iedereen klaar, echter wordt er vaak misbruik
van haar gemaakt. Ze heeft het gevoel dat ze veel geeft maar niets terug krijgt
van anderen. Een mooi voorbeeld hiervan is de komst van F. Ongeveer 14 jaar
geleden heeft zij de zorg over hem op zich genomen. F. is het kind van haar
broer, haar neefje, hij was namelijk ongewenst. Zij is toen gestopt met werken
en heeft zich volledig gericht op de zorg van de twee kinderen. F. ontwikkelt
zich problematisch, hij is als kind zijnde onveilig gehecht, Volgens Van
Ijzendoorn heeft hij zich niet voldoende aan zijn biologische moeder kunnen hechten
en dit speelt nu parten (Van Ijzendoorn, 2008). Sinds
kort krijgt hij hulp vanuit Xonar.
Ondanks het feit dat ze leeft van de bijstand , neemt ze
toch de zorg voor anderen op zich. Staat ze klaar voor anderen en zet ze
zichzelf op de tweede plek. Er is haar echter altijd gezegd dat ze niet goed
genoeg is en dat ze de dingen niet goed doet. Dit heeft geleid tot een
self-fulfilling prophecy. Deze theorie wordt ondersteund door Zimbardo en
beweert dat wanneer iemand continu hoort dat hij het niet goed doet, dat hij
dit uiteindelijk ook zelf gaat geloven (Zimbardo, 2013). Mevrouw G. komt uit
een traditioneel gezin, binnen dit gezin is ze protestants opgevoed. Ze ziet
zichzelf wel als een protestante, maar het is voor haar geen dagtaak om naar de
kerk te gaan. Zoals eerder genoemd, is mevrouw G. traditioneel opgevoed, het
was binnen haar gezin niet de bedoeling dat vrouwen een vervolgopleiding
volgden. Met andere woorden was er weinig stimulatie om je als vrouw verder te
ontwikkelen. Binnen haar familie wordt ze gezien als het zwarte schaap omdat ze
alleen woont, nooit getrouwd is en ze de zorg draagt voor het kind van haar
broer. Dit heeft veel impact gehad op haar zelfbeeld. Verder heeft het ook
invloed gehad op haar beeldvorming ten aanzien van andere vrouwen. Dit heeft
ertoe geleid dat ze er nu niet meer bij wil horen omwille van de houding van de
anderen. Ze heeft namelijk het idee dat veel vrouwen té loyaal naar hun man toe
zijn en ze in een mannencultuur leven waarin lust en geld centraal staat. In
feite zet zij zich nu af tegen haar stereotype beeld van andere vrouwen, het
beeld dat door haar familie van haar verwacht werd. Ze voelt zich hier in
Nederland vaak niet geaccepteerd en gediscrimineerd omdat ze buitenlands is.
Mevrouw G. is nu ongeveer 22 jaar afhankelijk van de
overheid. Dit is niet geheel uit eigen keuze. Ze heeft een auto ongeluk gehad
waar ze een whiplash aan overgehouden heeft, hierdoor is ze voor 50% afgekeurd.
Het is voor haar niet mogelijk om zwaar fysiek werk te verrichten. Wel heeft ze
altijd zo veel mogelijk geprobeerd te werken. Momenteel vult zij haar dagen met
vrijwilligerswerk.
Ik vind het mooi om mevrouw G. na dit interview te
vergelijken met de mier. De mier
heeft een extra maag om anderen te voeden. De mier kan vijftig keer zijn eigen
lichaamsgewicht dragen en is dus ongelofelijk sterk. De mier is maar klein en
wordt in onze wereld vaak niet gewaardeerd.
Beeldvorming door de maatschappij over de doelgroep
Vranken, Campaert, Dierickx & van Haarlem spreken
over blaming the victim. Deze theorie zegt dat mensen snel de neiging hebben om
de schuld bij anderen te leggen. Men denkt dan dat persoon in kwestie (het
slachtoffer) het zelf schuld is dat hij of zij tot de doelgroep minima behoort (Vranken,
Campaert, Dierickx & van Haarlem, 2009). Het feit dat men de schuld of pech
toekent aan de persoonlijkheid van de ander en niet aan de situatie, noemt
Zimbardo een fundamentele attributiefout (Zimbardo, 2013). Het succesvolle deel
van de bevolking heeft volgens Vranken, Campaert, Dierickx & van Haarlem
nog wel eens de neiging om de samenleving op te delen in zij die betalen en zij
die profiteren (Vranken, Campaert, Dierickx & van Haarlem, 2009). In feite
is er dan sprake van een bepaalde machtsverhouding. Mensen met minder geld
worden als minder mens bestempeld. Het creëren van een minderwaardigheidscomplex
is dan een logisch gevolg. Volgens de filosoof Charles Taylor ontwikkelt men
zijn of haar persoonlijkheid in het contact met anderen. Om er achter te komen
wat jij waardevol vindt, moet je eerst weten wat anderen waardevol vinden (Wevers,
2011). Uit het interview is gekomen dat mevrouw G. vaak het gevoel heeft dat ze
ongelijk behandeld wordt door anderen. Mensen hebben dan bepaalde vooroordelen
jegens haar omdat zij binnen de doelgroep minima valt (Zimbardo, 2013). Mevrouw
G. wil liever gezien worden als mens, als persoon, die meer is dan alleen een
buitenlandse minima. Zij mist het gevoel van erkenning en waardering in deze
maatschappij. Zeker omdat ze haar dagen vult met vrijwilligerswerk en de zorg
voor haar pleegzoon. In dit geval zegt Charles Taylor dat de afwezigheid van erkenning
en waardering kan leiden tot een minderwaardigheidscomplex. Een gegeven wat in
deze casus duidelijk naar voren komt gezien mevrouw G. een laag zelfbeeld heeft
en het gevoel heeft dat ze voor anderen niets goed kan doen (Wevers, 2011).
Eigen beeldvorming over de groepering
Vooraf aan het interview stond ik redelijk neutraal
tegenover de doelgroep. Enerzijds omdat ik weet dat ik mensen geen etiket moet
opplakken. Dit omdat iedereen anders is en iedereen wel een reden heeft waarom
hij of zij tot de doelgroep behoort. Ik heb van thuis uit geleerd om mensen
gelijkwaardig te behandelen en geen onderscheid te maken. Anderzijds hebben
uitspraken van anderen ook wel invloed op mij gehad. Als je maar vaak genoeg hoort dat minima mensen zijn
die niet willen werken, dan zet je dat wel aan het denken. Ook omdat ik
momenteel niemand binnen deze doelgroep ken. Vroeger kende mijn vader wel een
koppel waarvan de man gokverslaafd was, zonder dat zijn vrouw dit wist. Hij had
een eigen stucadoorsbedrijf en regelde de financiën waardoor zijn vrouw niets
mee kreeg van zijn verslaving. Toen ze merkte dat er steeds minder geld binnen
kwam, is ze dit gaan onderzoeken. Nu bleek dat hij vrijwel al het geld had
opgemaakt. Op dat moment heeft zij een scheiding aangevraagd en heeft ze door
deze situatie lang in de bijstand gezeten. Als je een dergelijke situatie van
dichtbij meemaakt, dan verandert dat wel iets in je beeldvorming over mensen binnen
deze doelgroep.
Het interview heeft niet zozeer een invloed gehad op mijn
beeldvorming van de doelgroep. Wel heeft het mijn beeldvorming over de mens in
het algemeen veranderd. Ik heb nu gezien dat je met doorzettingsvermogen heel
erg ver kunt komen. Daarbij heb ik ook geleerd dat je niet per se een
economische bijdrage hoeft te leveren om in deze maatschappij te kunnen
participeren. Enkel al door vrijwilligerswerk te doen, kun je volgens Schermer een
bijdrage leveren en daarbij op maatschappelijk niveau participeren (Schermer,
2013). Ook heeft het mijn beeldvorming over de maatschappij veranderd. Ik ben
er achter gekomen dat een groot aantal mensen met vooroordelen naar deze
doelgroep kijkt. Daarbij heb ik gemerkt dat het lastig is deze vooroordelen weg
te halen. Zelfs wanneer je een tegendeel bewijst, is het nog lastig om de
beeldvorming te veranderen.
Reflectie over eigen leerervaring
Ik heb voor de
reflectiespiraal van Korthagen gekozen omdat dit naar mijn mening het beste
model is om op deze situatie te reflecteren (Korthagen e.a., 2002).
Betekenisvolle situatie: Het moment dat ik de geïnterviewde vroeg naar
het contact met haar ouders. Op dat moment werd ze emotioneel en viel er een
stilte.
Terugblikken: Het gesprek verliep soepel en gemakkelijk. De geïnterviewde vertelde ook
gemakkelijk en was erg open in haar verhaal. Echter toen ik haar naar de band
met haar ouders vroeg, werd ze stil en emotioneel. Op dat moment wist ik dat ik
een gevoelige vraag had gesteld. Ik wist dat ik drie opties had, ik kon wachten
totdat zij iets zou zeggen, ik kon de stilte in de situatie benoemen of ik kon
overgaan op een ander onderwerp. Ik heb er toen voor gekozen om te wachten
totdat zij iets zou zeggen. Gelukkig gaf ze me na een paar tellen ook antwoord
en verliep het gesprek daarna prettig.
Bewust worden: Op dat moment wist ik niet goed wat ik moest doen. Er ging van alles door
mijn hoofd en ik dacht enerzijds dat ik fout was maar anderzijds wist ik dat ik
een intersectioneel interview deed en dat ik graag antwoord op die vraag wilde.
De geïnterviewde was op dat moment emotioneel maar vermande zich en gaf open en
eerlijk antwoord op mijn vraag. Uiteindelijk voelde ze zich toch veilig genoeg
om antwoord te geven op een dergelijke persoonlijke vraag.
Alternatieven: Achteraf had ik misschien beter de stilte en mijn onzekerheid kunnen
benoemen. Wanneer je dat doet, dan stel je jezelf ook kwetsbaar op voor de
ander. Dit had er wellicht toe kunnen leiden dat de geïnterviewde zich ook
durfde open te stellen.
Aanbevelingen
Naar aanleiding van
het intersectionele interview heb ik drie aanbevelingen ten aanzien van de
doelgroep geformuleerd. Deze aanbevelingen liggen in het verlengde van de te
organiseren manifestatie (Taaktoets II) waarbij de overdracht van de krachten
en talenten van de doelgroep centraal staan.
1. Tijdens de
manifestatie moet mijns inziens naar voren komen dat een minima meer is dan
alleen een minima. Het doel van een intersectioneel interview is dat naar voren
komt dat alle aspecten met elkaar te maken hebben en iemand dus niet in één
hokje te plaatsen valt.
2. Tijdens de
manifestatie moeten de vooroordelen waar deze mensen mee te kampen hebben,
omgebogen worden naar interesse en waardering. Juist dat laatste vind ik na dit
interview het belangrijkste. Er mist namelijk een bepaalde mate van waardering.
3. De diversiteit
binnen de doelgroep moet in acht genomen worden. Er zullen zeker een aantal
mensen zijn die aan de stereotypen/vooroordelen voldoen. Maar er is ook een
groep die er voor vecht om juist niet aan deze stereotypen te voldoen.
Referentielijst
Dier en natuur info. (2014) Dierenweetjes: mieren.
Geraadpleegd op 23-05-2014. http://dier-en-natuur.infonu.nl/insecten-en-ongedierte/84748-dierenweetjes-mieren.html
Korthagen, F., Koster, B., Melief, K & Tigchelaar, A.
(2002). Docenten leren reflecteren:
Systematische reflectie in de opleiding en begeleiding van leraren. Soest:
Nelissen.
Loeffen, T., & Tigchelaar, H. (2009). Retourtje inzicht, creatief met diversiteit
voor sociale professionals. Bussum, Nederland: Uitgeverij Coutinho. Analoge
literatuur.
Schermer, K., & Quint, P. (2013). De organisatie als
hulpmiddel. Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum. Analoge literatuur.
Van
Ijzendoorn, M.H. (2008). Opvoeding over
de grens. Gehechtheid, trauma en veerkracht. Amsterdam, Nederland: Boom
academic. Analoge literatuur.
Vranken, J., Campaert G., Dierckx D., & Van Haarlem,
A. (2009). Armoede en sociale
uitsluiting. Jaarboek 2009. Leuven, België: Uitgevrij Acco. Analoge
literatuur.
Wevers, C. (2011). Charles
Taylor en de politiek van erkenning. Ongepubliceerde tekst.
Zimbardo,
P., & Johnson, R.L. (2013). Psychologie een inleiding. Amsterdam,
Nederland: Pearson. Analoge literatuur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten