Hieronder zal ik een intersectionele
beschrijving geven en een analyse maken van de geïnterviewde met behulp van de
diversiteitscirkel.
De geïnterviewde is een heteroseksuele, ongehuwde man zonder
vriendin. Er is dus geen sprake van een bepaalde rolverdeling aangezien de
geïnterviewde geen eigen gezin heeft. Wel vanuit zijn opvoeding is hij gewend
dat er een traditionele gezinssamenstelling is met vader, moeder en kinderen.
Daarnaast is de geïnterviewde opgegroeid in een
rooms-katholiek gezin waarin er vroeger op zondagen naar de kerk werd gegaan.
Echter komt in het huidige leven van de geïnterviewde de kerk niet meer aan
bod. Er wordt alleen maar naar de kerk gegaan wanneer er begrafenissen of
bruiloften zijn. Ook geeft de geïnterviewde geen religieuze definitie aan het
bestaan en geeft hij aan dat hij niet gelooft in meer tussen hemel en aarde.
Hij gelooft alleen in de wetenschappelijke feiten over het bestaan en het
menselijk wezen.
Vanuit de Etnische invalshoek is te zeggen dat de
geïnterviewde blank is en een Nederlandse identiteit heeft. Daarbij woont hij
in een volksbuurt waar er sprake is van een redelijk klein verenigingsleven. Zo
is hij ook lid van de lokale voetbalclub.
Op dit moment is de geïnterviewde 39 jaar. Volgens de
theorie van Erikson zit de geïnterviewde dus in de middelbare leeftijd en dus
de fase van productiviteit. In deze fase staat het grootbrengen van kinderen,
het maken van carrière centraal. Als men hier niet in slaagt in deze fase dan
raakt men in zichzelf gekeerd en stagneert men in deze ontwikkeling. Hierover
is dus wel degelijk te zeggen dat de kans groot is dat er een stagnering is in
de huidige ontwikkelingsfase (Zimbardo,
2013).
Ook geeft de 39-jarige man aan dat hij niet denkt dat hij
te oud is voor de arbeidsmarkt maar dat zijn situatie te danken is aan het
overaanbod aan accountants en een beperkt werkveld.
Over de generatie waaruit de geïnterviewde komt is zeggen
dat hij uit de pragmatische generatie komt. Dit houdt in dat hij uit een
generatie komt waarin mensen gelijke kansen, vrijheid en keuzes kregen. Daarbij
staat volgens deze theorie zelfontplooiing en dus werk centraal (Aart,
2010).
Ook heeft de geïnterviewde verteld over zijn hobby’s en
interesses. Daarbij heb ik hierboven al genoemd dat hij lid is van de lokale
voetbalclub. Echter is hij niet zomaar een lid maar is hij ook penningmeester
van de voetbalclub. Dit ziet hij dan ook als hobby maar ook als iets waar hij
goed in is aangezien dit ook iets is waar hij voor opgeleid is.
Daarnaast geeft de geïnterviewde ook aan handig te zijn
met computers wat dus zeer zeker ook kwaliteit is aangezien hij regelmatig
mensen helpt met computerproblemen.
Gekeken naar het biologisch aspect is de geïnterviewde
goed ter been en heeft hij op dit moment geen gezondheidsklachten. Wel heeft
hij een oog scheef staan. Dit kan voor mensen die hem nog nooit hebben gezien
als intimiderend over komen aangezien het moeilijk te zeggen is of hij je wel
echt aankijkt. De oorzaak hiervan is dat hij een afwijking heeft in de
oogzenuw.
De geïnterviewde geeft aan dat hij denkt dat hem kan
beperken in bepaalde opzichten in het sociaal contact mensen en dus ook bij
sollicitatiegesprekken. Daarbij geeft hij wel aan dat hij van mening is dat hij
hierop niet beoordeelt moet worden.
Ook geeft de geïnterviewde hierbij aan dat hij desondanks
geen negatief zelfbeeld heeft en dat hij weet dat hij goed is in hetgeen hij
voor is opgeleid en dat hij onder zijn kunnen presteert.
Aangezien hij Universitair is opgeleid en dus hoog
gekwalificeerd is. Helaas komt dit op dit moment niet tot uiting en heeft hij
geen baan. Wel heeft hij werk bij de post wat een initiatief is van de gemeente
in samenwerking met het re-integratiebureau.
Tot welke klasse hij behoort is op dit moment te
definiëren als werkeloze en daarbij dus ook minima.
Men zou dus kunnen zeggen dat hij behoort tot de
onderklasse binnen de samenleving.
Over de professionele socialisatie is uit het interview
gebleken dat de geïnterviewde goed in staat is om een professioneel en zakelijk
gesprek te voeren. Ook heeft hij aangegeven dat hij bij sollicitatiegesprekken
vaak toch net niet de persoon is die zij zoeken.
Hopende een
duidelijk beeld gegeven te hebben van de geïnterviewde persoon zal ik verder
ingaan op de wat maatschappelijk beeldvorming is over de doelgroep waarbinnen
de persoon zich bevindt.
Tijdens het interview heb ik ook gevraagd naar hoe mensen
die weten wat zijn huidige toestand reageren op hem. Hierbij heeft hij
duidelijk aangegeven dat de mensen uit de omgeving en in zijn vriendenkring
begrip tonen van zijn situatie en dat ze hem er niet veroordelen.
Hijzelf omschrijft zijn werkloosheid als ‘een klote
situatie’. Ook zegt hij dat dit ook zo door anderen wordt gezien.
Daarnaast kan ik zeggen dat er door zijn broers en
vrienden wel eens flauwe grapjes over worden gemaakt. Echter zegt hij zich hier
niet aan te storen en lacht hij zelf net zo hard mee. Helaas ben ik niet verder
op het gevoel in kunnen gaan en heb ik dus ook niet echt duidelijk gekregen of
het hem niks doet als mensen er grapjes over maken. Wel durf ik daarbij mijn
twijfels te stellen of het hem daadwerkelijk niks doet.
Zoals ik eerder heb benoemd is de geïnterviewde
penningmeester bij zijn voetbalclub. Daarnaast is hij zelf ook speler van een
recreatief vriendenteam bij de voetbalclub. Hier weet hij ook van een paar
anderen dat zij werkloos zijn. Echter zegt de persoon zelf dat hij geen
onderscheid ervaart in de socialisatie binnen het team tussen de werklozen en
de werkenden. Wel is er regelmatig contact tussen hem en den andere werklozen
waar het gaat over hoe het gaat met solliciteren enz.
Daarbij kan ik dus zeggen dat de geïnterviewde zich in
een sterke, stabiele en ondersteunende omgeving bevindt.
Je kan dus zeggen dat de omgeving van de geïnterviewde
hem er niet op veroordeelt en dat er geen uitgesproken negatief beeld over hem
bestaat.
Wel geeft hij aan dat er bij de sociale dienst anders
tegen hem wordt aangekeken.
Zo heeft hij bij enkele gesprekken met de sociale dienst
hele vervelende ervaringen gehad.
Hij werd daar naar zijn mening niet met respect behandeld
en echt als een nummertje gezien.
Zijn hele financiële verleden en huidige gesteldheid werd
volledig uitgepluisd en als kader ingezet om hem als persoon te definiëren.
Dit is iets wat ook door de andere subgroep is ervaren
door in gesprek te gaan met mensen die werkzaam bij de sociale dienst. (Persoonlijke communicatie, 2014)
Dit beeld dat de mensen van de sociale dienst hebben over
mensen die bij hun aankloppen (minima) zijn hun ogen allemaal hetzelfde. Ze
generaliseren dus de doelgroep en scheren ze over een kam.
Zo worden vanuit de Gestaltbenadering mensen wanneer ze
volgens een bepaald systeem in een hokje passen als hetzelfde gezien als mensen
die ook die stempel hebben. (Nederlof,
2005)
De geïnterviewde geeft dus zelf ook duidelijk aan dat hij
graag als persoon gezien wil worden met individuele kwaliteiten. Dit uit zich
heel erg in het systeem bij de voetbalclub waarin hij zich in bevind. Daar is hij de
penningmeester en een gewaardeerd teamlid. Terwijl hij door het
re-integratiebureau en door de sociale dienst vanuit het systeem een bepaalde
stempel op zich heeft zitten.
Het re-integratie bureau werkt nauw samen met de gemeente. Dit brengt met
zich mee dat de geïnterviewde door de gemeente ingezet wordt in het verspreiden
van post binnen de gemeente.
Persoonlijk kan ik zeggen dat ik ook geen negatief beeld
heb van de personen binnen de doelgroep.
Dit omdat ik vanuit mijn eigen referentiekader en
opvoeding heb meegekregen dat ik mensen in hun waarde moet laten. Zo ben ik me
er dan ook van bewust dat er genoeg mensen zijn die pech hebben door bepaalde
keuzes die ze gemaakt hebben.
Wel kan ik me voorstellen dat er genoeg mensen zijn die
misbruik maken van het huidige systeem en dus echt ‘uitkering trekken’. Deze
beeldvorming is ontstaan uit het feit dat ik in het verleden ook contact heb
gehad met mensen die het wel prima vonden zoals het geregeld was en dus geen
moeite deden om het te veranderen en weer zelfstandig te worden.
Ook dit is vaker op televisie naar voren gekomen in
verschillende programma’s op de landelijke zenders. Wat natuurlijk ook een
grote bijdrage kan leveren aan beeldvorming van een groot deel van de
bevolking.
Al mijn hierboven genoemde vooroordelen zijn ook
bevestigd in het interview met mijn informant.
Zo gaf hij ook aan dat hij snapt dat er mensen zijn die
negatieve beelden hebben over mensen in zijn situatie. Echter geeft hij daarbij
aan dat hij zichzelf hier niets van aantrekt aangezien hij zichzelf ziet als
een slachtoffer van de krimp in de arbeidsmarkt. Ook geeft hij aan dat hij
genoeg sollicitaties heeft lopen maar dat overal waar hij solliciteert het
bericht krijgt dat ze iemand hebben gevonden die toch net iets meer de voorkeur
heeft dan hij. Wat natuurlijk vrij demotiverend kan werken.
Reflectie op contact
Hier zal ik met behulp van de reflectiespiraal van Korthagen
reflecteren op het contact met de informant. De betekenisvolle situatie die ik
centraal stel en waar ik op reflecteer is het feit dat ik de persoon heb durven
benaderen. Ik kende de persoon wel al en wist van situatie, desondanks was ik
heel zenuwachtig om de vraag te stellen of ik een aantal vragen mocht stellen
over zijn situatie.
Terugblik op
handelen:
Ik wilde dus de vraag stellen of ik enkele vragen mocht
stellen over zijn situatie. Wat ik deed was heel informeel de vraag stellen of
ik dat mocht doen. Daarbij twijfelde ik in gedachte heel erg over de wijze
waarop ik de vraag stelde en was ik bang dat hij me ging afwijzen.
Wat ik dus voelde was veel zenuwen, stress en de angst om
afgewezen te worden.
Bewustwording:
Gelukkig was het antwoord op de vraag dat hij me graag
alles wilde uitleggen en mij graag wilde helpen mijn opdracht goed te kunnen
uitvoeren en behalen. Daarbij zij hij ook nadrukkelijk dat ik aan hem verplicht
was om een voldoende te halen.
Mijn gevoel was dus onnodig en werd ook gelijk ontkracht
nadat ik zo’n positieve reactie kreeg.
Er was dus niet echt een probleem, dit heeft zich gevormd
in mijn gedachte en ik heb mezelf dus angst voor afwijzing aangepraat. Dit zal
naar mijn idee vooral komen door het feit dat ik de persoon ook vaker zie. Als
deze me door deze vraag ook niet meer aardig zou vinden zou ik een
ongemakkelijke relatie krijgen met de persoon.
Dit betekende dus dat ik me onnodig zorgen heb gemaakt en
dus aan de slag kon met het interview.
Ook verliep daarna het stellen van vragen heel soepel en
kreeg ik hele rustige en goed bruikbare antwoorden. Ik had namelijk naast de
angst van afwijzing ook de angst dat ik dicht zou klappen tijdens het
interview.
Alternatieven:
Wanneer ik weer moet interviewen zal het natuurlijk
anders zijn als ik iemand moet interviewen die ik nog niet ken. Echter heb ik
op het gebied van een interview afleggen meer zelfvertrouwen verworven. In het
vervolg zal ik me dan ook minder zorgen maken over de reactie van de persoon
aangezien het ieders vrije keuze is om toestemming te geven voor een interview.
Wel denk ik dat het
voor mijn leerproces beter zou zijn geweest of in het vervolg beter zal
zijn als ik iemand interview die ik nog niet zo goed ken. Zo kan ik beter
grenzen van anderen maar ook mezelf leren kennen. Verder kan ik geen andere
alternatieven bedenken.
Aanbevelingen Groepsopdracht
Tot slot nog mijn
adviezen voor de groepsopdracht/manifestatie.
Het is belangrijk dat de doelgroep gewoon wordt weergegeven
als mensen met kwaliteiten. Daarbij wel gelet op het feit dat er ook personen
zijn die misbruik maken van de systemen.
Ook zal er rekening gehouden moeten worden met heit feit dat
iedere persoon kwaliteiten bezit die op een positieve manier ingezet kunnen
worden, dan wel niet op vrijwillige basis.
Ook zou het een mogelijkheid zijn om de beperkte en
onpersoonlijke werkwijze van de sociale dienst en andere vooral administratieve
en op cijfergerichte instanties weer te geven en te bekritiseren.
Aart c. 2010; ‘Het Generatie Raadsel’, Mediawerf Uitgevers,
Amsterdam
Nederlof A. (2005). Gestalt-therapie in beeld: Een praktische inleiding. Uitgeverij
Nelissen, Soest
Rijksoverheid (2014). Hoogte Bijstandsuitkering.
Geraadpleegd op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bijstand/hoogte-bijstandsuitkering
UWV (2014). Ik ben Werkloos. Geraadpleegd op http://www.uwv.nl/Particulieren/ik_ben_werkloos/ik_word_werkloos/hoelang_kan_ik_een_ww_uitkering_krijgen.aspx
Zimbardo P. & Johnson R. L. (2013). Psychologie, Een
inleiding. Pearson Benelux B.V.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten